De term “witbalans” komt oorspronkelijk uit de wereld van de videobeeldvorming, waar een apparaat (golfvormmonitor) werd gebruikt om de signalen van de rode, groene en blauwe kanalen van de camera op elkaar af te stemmen of “in evenwicht te brengen” om onder verschillende lichtomstandigheden nauwkeurige witten te maken en zo uw witten in evenwicht te brengen. In dit artikel gebruiken we “witbalans” voor digitale camera’s in een vergelijkbare betekenis: het proces van het nauwkeurig meten van de kleurtemperatuur van uw lichtbron, gebaseerd op uw lichtomstandigheden, en het gebruiken van die informatie om uw witten en kleuren correct uit te balanceren.
Symptomen van een slecht ingestelde witbalans
Als de witbalans van uw camera verkeerd is ingesteld, of als uw camera het verkeerde algoritme heeft gekozen om de kleurtemperatuur te meten, zult u een kleurzweem op uw foto waarnemen: uw foto ziet er ietwat blauw, ietwat oranje of ietwat groen uit. Bij een lage kleurtemperatuur verschuift het licht naar het rood; bij een hoge kleurtemperatuur verschuift het licht naar het blauw. Verschillende lichtbronnen zenden licht uit met verschillende kleurtemperaturen, en dus een verschillende kleurzweem. Laten we eens kijken.
Wat is kleurtemperatuur en hoe wordt deze gemeten?
Kleurtemperatuur is in feite de warmte die door een lichtbron wordt uitgestraald, en het effect dat die temperatuur heeft op de intensiteit van een bepaalde kleur in het zichtbare spectrum. Een gloeilamp van 200 W heeft bijvoorbeeld meer intensiteit in het oranje/rode gedeelte, en toont paars en blauw met zeer weinig intensiteit. Hierdoor ziet uw foto er “warm” uit. Daglicht heeft een gelijkwaardige intensiteit over het hele spectrum, dus u ziet paars en blauw met dezelfde intensiteit als sinaasappels en roden. Maar schaduw of een zwaar bewolkte hemel heeft meer intensiteit in het blauw/paarse gedeelte, zodat je sinaasappels en roden heel weinig intensiteit hebben. Hierdoor ziet je foto er “koel” uit.
Hier volgen enkele voorbeelden van kleurtemperaturen van veel voorkomende lichtbronnen:
1500 K: kaarslicht
2800 K: gloeilamp van 60 W
3200 K: zonsopgang en zonsondergang (wordt beïnvloed door smog)
3400 K: wolfraamlamp (gewone huishoudlamp)
4000-5000 K: koel witte fluorescentielampen
5200 K: felle middagzon
5600 K: elektronische fotoflitser.
6500 K: zwaar bewolkte hemel
10000-15000 K: diepblauwe heldere hemel
Newer light sources, such as fluorescent and other artificial lighting, require further white balance adjustments since they can make your photos appear either green or magenta.
How does a digital camera auto-detect white balance?
Your camera searches for a reference point in your scene that represents white. It will then calculate all the other colours based on this white point and the known colour spectrum. The data measured from its R G B sensors is then run through a whole lot of numbers and predetermined equations to figure out which white balance setting is most likely to be correct. Remember, white balance is the automatic adjustment that makes sure the white colour humans observe will also appear white in the image.
Setting your camera’s white balance to AWB will provide colour accuracy under many conditions. Your camera will adjust the white balance between 4000K – 7000K using a best guess algorithm. Auto white balance is a good choice for situations where the light changes over time and speed is an issue (e.g. animal photography, sports photography). However, you should avoid using auto white balance settings in the following situations:
1) Your scene is heavily dominated by one colour
2) Colour accuracy is absolutely imperative
3) You are photographing particularly warm or cool scenes (e.g. a sunset)
White Balance Presets
Most digital cameras come with multiple white balance preset options. These presets work well when:
1) The light source matches one of the preset white balance options
2) Your scene is heavily dominated by one colour
Let’s review the most common preset options:
Tungsten – “Tungsten” is the name of the metal out of which the bulb’s filament is made. The color temperature of this setting is fixed at 3,000K. Best Use: indoors at night. Otherwise, your exposure will turn out too blue. Creative Use: Set your exposure compensation to -1 or -2 and use this setting in daylight to simulate night.
Fluorescent – The color temperature of this setting is fixed at 4,200K. Best use: Fluorescent, mercury, HMI and metal halide lights used in your garage, sports stadiums and parking lots. Otherwise, your exposure will turn out too purple.
Daylight – The color temperature of this setting is fixed at 5,200K. Best use: studio strobe lights. Otherwise, your exposure may have a slight bluish tinge.
Cloudy – The color temperature of this setting is fixed at 6,000K. Best use: direct sunlight and overcast light. This setting will warm your photo by giving it an orange tinge, which is often desirable in landscapes and portraits. Creative Use: sunsets.
Shade – The color temperature of this setting ranges from 7,000K – 8,000K. Best use: shooting in shade, no direct sunlight (cloudy), backlit subjects. Otherwise, your exposure will turn out too orange. Creative Use: direct sunlight – it will warm up your photos even more!
Flash – The color temperature of this setting is fixed at 5,400K. This is almost identical to Cloudy but sometimes redder depending on the camera. Best use: overcast skies. Otherwise, your exposure will turn out too red.